De Looiersgracht is tussen 1612 en 1615 gegraven. Vanaf het begin was de Looiersgracht voorbestemd voor leerlooierijen. Omdat deze bedrijfstak zeer schadelijk was voor het milieu en de omwonenden werden de activiteiten op één plek geconcentreerd.
De Elandsgracht, Runstraat, Huidenstraat, Berenstraat, Wolvenstraat, Ree- en Hartenstraat (hart is een oude naam voor hert) ontlenen hun namen aan de lucratieve handel in dierenhuiden. De Oude Looierssloot werd na demping de Derde Looiersdwarsstraat. Na 1658 breidden de looierijen zich uit op terreinen ten oosten van de Vijzelgracht. Daar vind je de Nieuwe Looiersstraat en -dwarsstraat.
Run werd vervaardigd in een runmolen. Het werd gemalen van gedroogde eikenschors en gebruikt in leerlooierijen en voor het tanen van netten, touwen en molenzeilen. Run wordt ook wel eek genoemd.
In 1593 liet het schoenmakers- en huidekopersgilde een runmolen bouwen aan de Amstel.
Op de kaart van Mol uit 1770 staat een molen aangegeven als runmolen, bij landgoed Amstelzicht.
De Passeerdersgracht is vernoemd naar een daar aanwezige passeerderij. Dit is een oude benaming voor een werkplaats waar Spaans leer werd vervaardigd en bewerkt. Toen in 1631 dit soort van leerbewerking in de binnenstad werd verboden, vestigde deze passeerderij zich hier naast de reeds bestaande leerlooierijen.